Beantwoording schriftelijke vragen over gebiedsteam en Sociaal Domein

huishoudelijkehulp_lc2jan15

Hieronder de beantwoording van onze schriftelijke vragen over de veranderingen in het Sociaal Domein en hoe dit in de praktijk uitpakt voor mensen die zorg nodig hebben. Zie ook: Schriftelijke vragen over gebiedsteam en Sociaal Domein. De antwoorden op de schriftelijke vragen worden geagendeerd voor de commissievergadering van februari.

Geachte raad,

Hierbij ontvangt u de beantwoording van de schriftelijke vragen, gesteld door Dongeradeel Sociaal op 10 december j.l. Deze vragen zijn gesteld naar aanleiding van de informatieavond over casuïstiek met het gebiedsteam op 25 november 2015. Ook zijn vragen gesteld naar aanleiding van de presentatie op 8 oktober 2015 over de financiële stand van zaken van de decentralisaties.

1. Hoe kan het dat er zoveel geld overblijft binnen het Sociaal Domein? Met name bij de huishoudelijke hulp en de PGB’s?

Met alle onzekerheden bij de decentralisaties is er behoudend begroot en zijn risico’s zoveel mogelijk ondervangen. Hierbij is rekening gehouden met de opdracht van de gemeenteraden om budgettair neutraal uit te komen. In september/oktober is een tussenstand gepresenteerd, met de stand van zaken zoals die op dat moment bekend was.

Binnen het sociaal domein was ook onder de AWBZ al sprake van niet-verzilvering. Dit bleek ook bij de informatieoverdrachten naar aanloop van de decentralisatie. De niet-verzilvering liep echter wel jaarlijks uiteen. In 2012 was er bijvoorbeeld sprake van 110 cliënten met een indicatie, maar nog zonder zorg, in 2013 was dat aantal 204 cliënten. De niet-verzilvering zien we niet alleen bij PGB’s, maar ook bij Zorg in Natura. Daar gaat het om ongeveer 25% van de indicaties.

In de informatieoverdrachten bij de voorbereiding van de decentralisaties is aangegeven dat het PGB- budget voor Dongeradeel voor de extramurale zorg ruim 1,1 miljoen (Wmo, begeleiding en een klein deel persoonlijke verzorging) betrof in 2012. Voor de jeugdzorg is een bedrag van ruim € 1,3 miljoen aangegeven in 2012. Bij het opstellen van de begroting 2015 waren de PGB-cijfers over 2013 en 2014 nog niet bekend, en hebben we rekening gehouden met de omvang 2012 plus een indexering (€ 1.289.000) voor de Wmo. Voor jeugd zijn de adviesgegevens van het Regionaal Transitie Arrangement aangehouden, namelijk 35% van het totale voorzieningenbudget. Dat was voor Dongeradeel een te ramen budget van € 1,6 miljoen. Bij de bestandsoverdracht eind 2014/begin 2015 bleek een benodigd budget van 1.058.75 voor het overgangsrecht Wmo 2015, en van € 1.088.000 voor jeugdzorg. Hierin is nieuwe instroom dan nog niet verwerkt. Dit levert echter wel direct aan het begin van het jaar al een (fors) verschil op.

Niet-verzilvering kan zijn omdat mensen meerdere indicaties hebben gekregen, maar slechts behoefte hebben aan verzilvering van een deel daarvan (bijvoorbeeld alleen dagbesteding, en niet van individuele begeleiding omdat een mantelzorger dit nog op zich neemt). Het gaat soms ook om langdurig afgegeven indicaties, waarbij slechts een deel van de tijd behoefte was aan de betreffende ondersteuning.

Bij het beleid rond de schoonmaakondersteuning zijn berekeningen gemaakt, waarbij het oude beleid is omgerekend naar het nieuwe beleid. Daarbij werd ervan uitgegaan dat mensen met een lager inkomen zoveel mogelijk gebruik zouden maken van de regeling voor bijzondere bijstand (BB HH) en later ook de Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT). Bij deze berekeningen konden we echter niets zeggen over het eigen vermogen van inwoners, waar de bijzondere bijstand wel op toetst. Ook kon daarbij lastig ingeschat worden welke cliënten toch een oplossing in eigen netwerk zouden vinden. Op basis van het aantal aanvragen voor BB en de HHT lijkt het erop dat mensen toch meer zelf de schoonmaak van de woning weten te regelen dan vooraf ingeschat. Daarnaast is er echter ook bij de regeling BB sprake van “niet-verzilvering”, zoals dit najaar is gebleken.

Deze mensen hebben wel een toekenning voor BB HH gekregen, maar hier geen declaraties voor ingediend. Deze groep is eind dit jaar nogmaals benaderd en gewezen op de werkwijze om de kosten vergoed te krijgen.

In januari kan opnieuw een stand worden opgemaakt, waarbij ook de resultaten van de laatste 4 maanden van het jaar zoveel mogelijk worden verwerkt. Daarbij kunnen we ook een betere inschatting maken, door het verder op gang komen van de factureringsstroom de afgelopen maanden.

2. Hoe is het mogelijk dat 30 procent van de toegekende PGB’s niet verzilverd wordt? En wat wordt daar vanuit de gemeente aan gedaan?

Zie ook antwoord onder vraag 1.

Het uitgangspunt van een PGB is om de cliënt vrijheid te gunnen in het samenstellen van zijn of haar ondersteuningsarrangement. PGB-houders (hebben) moeten aantonen in staat te zijn regie te voeren op het pgb-budget en het daaraan gekoppelde arrangement. Als cliënten hun PGB niet verzilveren kan het dus zijn dat de indicatie toch niet nodig blijkt te zijn. Ook het maken van die inschatting hoort bij de regie van de cliënt zelf. Als blijkt (door een signaal, melding of hulpvraag) dat er, ondanks het niet verzilveren, toch behoefte is aan een vorm van ondersteuning dan gaan wij met de cliënt in gesprek over passende ondersteuning.

3. In hoeverre hebben de keukentafelgesprekken geleid tot minder (uren) hulp? En in de hoeverre hebben de keukentafelgesprekken geleid tot meer (uren) hulp?

Dit is niet in cijfers weer te geven, hierop wordt niet geregistreerd. De decentralisatie van verantwoordelijkheden in het sociaal domein helpt gemeenten de ondersteuning zo in te vullen, dat mensen met een ondersteuningsbehoefte betere kansen hebben om volwaardig mee te doen aan de samenleving. Een gekantelde manier van werken vraagt een nieuwe benadering van gemeenten én burgers. Meer tijd nemen voor het eerste gesprek met de burger bijvoorbeeld maar juist ook afstappen van de standaard voorzieningenlijst. In elk gesprek staan regie over het eigen leven, zelfredzaamheid en passende hulp voorop. Registreren op meer of minder hulp dan voorheen past niet in deze lijn. Overigens is een zuivere registratie ook niet mogelijk. Immers, voorheen werd hulp ingezet voor zaken die we nu niet meer doen, dan wel anders invullen. Een voorbeeld daarvan is de hulp bij boodschappen doen, de boodschappendienst is daartoe nu voorliggend.

Aanvullende vragen:

4. Hoeveel mensen hebben een nieuwe aanvraag voor huishoudelijke hulp en/of een PGB
ingediend? En hoeveel van die aanvragen zijn gehonoreerd?

In Dongeradeel zijn er in 2015 tot en met oktober 276 meldingen geregistreerd bij het gebiedsteam algemeen (Wmo-team). Bij de eerste melding wordt in beginsel niet bijgehouden voor welke ondersteuningsvraag dit gedaan wordt. Mocht een gesprek leiden tot een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, dan wordt dit opnieuw geregistreerd. Daarbij wordt in eerste instantie geen aanvraag gedaan voor een PGB, maar voor een voorziening. Wanneer deze wordt toegekend, kan de cliënt een keuze maken uit verzilvering via zorg in natura of via een PGB.

Er zijn 25 aanvragen voor Huishoudelijke Hulp geregistreerd.

5. In hoeverre zijn mensen die zich hebben gemeld bij het gebiedsteam algemeen of complex doorverwezen naar meer specialistische hulp? En in hoeverre zijn hulptrajecten door het gebiedsteam complex zelf opgepakt?

Het een sluit het ander niet uit. Binnen de beleidsplannen die door College en Raad zijn goedgekeurd, staat voorop dat ondersteuning en zorg dichtbij de inwoners wordt gebracht, dus wordt ingevuld door de gemeente. Daarnaast wordt er bij alle ondersteuningsvragen gekeken naar oplossingen die kunnen verschillen van mens tot mens. De gemeente kijkt naar wat iemand zelf kan regelen en waar familie of bekenden bij kunnen helpen. Als daarbij nog ondersteuning nodig is, dan gaat de gemeente op zoek naar een passende oplossing. Als er binnen een gezin meerdere vormen van ondersteuning nodig
zijn, bijvoorbeeld Jeugdzorg en Wmo-ondersteuning, dan komt er één plan voor het hele gezin. Een passend aanbod of arrangement is wat daarbij van belang is, niet het onderscheid tussen wie welk hulptraject heeft ingezet.

6. Hoeveel mensen zijn door (huis- of jeugd)artsen doorverwezen naar het gebiedsteam? En hoeveel mensen zijn door (huis- of jeugd)artsen doorverwezen naar meer specialistische hulp?

Doorverwijzing naar gebiedsteam hebben wij niet exact in beeld, wij houden niet bij op welke wijze cliënten bij ons terecht komen. Wel is er, binnen privacyregels, overleg met de huisarts als dat nodig mocht zijn om een cliënt de beste ondersteuning te kunnen bieden.

Op basis van informatie van aanbieders is de schatting dat ca. 40% van de cliënten, die vallen onder jeugdzorg, binnen komen door een directe verwijzing van huis- of jeugdarts. De exacte aantallen zijn ons op dit moment nog niet bekend. Immers, als wettelijke verwijzers hoeven zij de gemeente niet op voorhand van de verwijzing op de hoogte te brengen. Het landelijke beeld is wel dat de huisarts de grootste verwijzer is van trajecten jeugdhulp. In 2016 zullen wij, net als in 2015, veel investeren in de samenwerking gemeente (gebiedsteam) – huis/jeugdarts.

7. Wat zijn de kosten van de hulptrajecten die door het gebiedsteam complex worden gedaan? En wat zijn de kosten van de specialistische hulp waarnaar is doorverwezen?

De kosten van de hulptrajecten die door het gebiedsteam worden gedaan registreren wij niet. Met andere woorden, wij houden geen urenadministratie per cliënt bij. Bij urenregistratie bestaat het gevaar dat gebiedsteams worden geïnstitutionaliseerd. Alles wordt geregeld en vastgelegd. Vervolgens vertraagt de hulp aan mensen, neemt de bureaucratie toe en wordt alles complexer. Het komt de zorg niet ten goede. Zorgprofessionals in de gebiedsteams hebben kennis van zaken en weten het beste hoe mensen geholpen kunnen worden. Wanneer we deze vakmensen de vrijheid geven om het probleem op te lossen, leggen zij zelf contact met andere professionals in de buurt. Zo ontstaan automatisch formele en informele netwerken om de zorg te regelen.

De kosten van specialistische hulp, voor zover deze onder onze verantwoordelijkheid ligt, zijn te vinden onder de maatwerkvoorzieningen Wmo en Jeugd in onze begroting, rapportages en jaarrekening. Er zijn echter ook vormen van specialistische hulp, waar wij niet verantwoordelijk voor zijn (bijv. GGZ volwassenen). Op de kostprijs hiervan hebben wij dan ook geen invloed.

Algemeen:

in 2016 zullen wij regelmatig rapporteren over de stand van zaken in het sociaal domein. Hierbij zullen wij aansluiting zoeken bij de Maraps van Wys.